Cecilia

10 mei 2017 - Rome, Italië

Buongiorno!

Het leuke van reizen is niet zozeer de ontmoetingen met overbekende bezienswaardigheden, maar de confrontatie met onverwachte bijzondere plekjes. Dat zijn meestal locaties die minder tot niet bekend zijn bij de gemiddelde reisplebejer. De reisgidsen maken misschien wel melding van het bestaan, maar niet van de uitzonderlijke waarde van een bezoek. En laat ik eerlijk zijn, de meeste bezoekers hebben maar een paar dagen de tijd om Rome te verkennen, dus dan blijft weinig tijd over om de wat onbekendere plekjes op te zoeken. Ik heb ruimer de tijd en de afgelopen dagen stuitte ik op een paar van dit soort juweeltjes. Een soort 'afwijken van de gebaande paden', zelfs in een stad als Rome. De eerste verrassing was maandag al de San Lorenzo fuori le Mura waar ik eerder verslag van deed. Een tweede volgde dinsdag.

Dinsdag eens niet met de metro op pad, althans niet in de ochtend. De Romeinse metro is weer een fenomeen op zich. Vooral vanwege de nogal ouderwets aandoende en beroerd onderhouden stations. Lijn A heeft als overheersende kleurstelling een combinatie van oranje en vergeeld wit, de doorsnee kleuren van de jaren '70. Rome heeft twee lijnen in bedrijf en de derde is nog een werk in uitvoering. De aanleg van een ondergrondse in een stad als Rome heeft heel andere uitdagingen dan bijvoorbeeld in Amsterdam. In plaats van boren langs heipalen en door prut moeten ook hier de sleuven met de grootste omzichtigheid worden gegraven en geboord. Overal ligt immers wel iets uit de Oudheid begraven en de Romeinse overheid, om niet te spreken van de archeologische wereld, wil uiteraard niet een voormalig paleis van bijvoorbeeld keizer Caracalla omver ploegen. Of misschien zou ze dat wel willen, maar de kans dat archeologen dan gaan stuiteren is niet te onderschatten. De stad bestaat uit zoveel lagen dat de aanleg een schier onmogelijke opdracht lijkt. Toch zijn op diverse plekken bouwputten ontstaan waarvan de omheinende bouwborden optimistisch kenbaar maken dat op die plek wordt gebouwd aan lijn C.

De dag begint op de Piazza Navona. Ik was daar al een paar avonden tevoren geweest, maar de overweldigende weekenddrukte verjoeg mij snel naar de afzondering. Nu was het rustiger en kon ik mij vergapen aan de Vierstromenfontein van Bernini en de Sant'Agnesekerk van Borromini. Het plein is één van die plekken die Rome ademen en horen min of meer bij de bezoekcanon. Daarna vooral gedwaald door straatjes in het omringende oude centrum van de stad. Om half één werd ik verwacht aan de ingang van het Vaticaans Museum om het verplichte bezoek aan dit nogal uitgebreide museum en de Sixtijnse Kapel af te werken. Na een simpel broodje voor de prijs van een driegangenmenu – het is natuurlijk wel Rome – begin ik mijn tocht naar het centrum van de rooms-katholieke wereld. Al snel blijkt de mensenmassa om mij heen zich bij iedere stap exponentieel te vermenigvuldigen.

Op het Sint Pietersplein slingert zich de wachtrij voor de Sint Pieter tweemaal over de hele breedte. Niftig kijkend naar mensen met korte broek en spaghettibandjes die aan het eind van hun lange rijgang hoogstwaarschijnlijk de toegang wordt ontzegd vanwege het niet in acht nemen van de kledingvoorschriften, wurm ik mij door de rijen op weg naar de muur van Vaticaanstad en de ingang van het museum. Tegen mijn verwachting in verloopt de entree bijzonder soepel. Ik heb online een ticket gekocht en loop alweer een eindeloze rij mensen langs die dat niet hebben gedaan. Voorbereiding is alles. Eenmaal door de tassencontrole is de weg naar de eigenlijke ingang slechts een stukje cake. Uiteindelijk sta ik ruim voor half één al in de Pio Clementinovleugel van het museum alwaar de antieke beeldencollectie staat opgesteld. Overigens is de drukte aanzienlijk, maar op de één of andere best wel wonderlijke wijze kan ik mij daar redelijk voor afsluiten.

Bekende en onbekende beelden wisselen elkaar af. Blikvangers als de Apollo van Belvedère en de Laocoöngroep weten een grote kluit bezoekers om zich heen te verzamelen. Andere, minder bekende beelden en brokstukken staan soms eenzaam te wachten op aandacht. Die krijgen ze dan gelukkig van mij, want een eenzaam beeld trekt mij juist weer aan. En zo is de wereld weer in balans. Het museum herbergt zoveel stukken dat het lijkt of ze in sommige zalen lukraak zijn neergestrooid. Een reusachtig hoofd naast een klein teer hondje naast een geharnaste dame die streng haar marmeren vinger de lucht in prikt, duidelijk wijzend naar de stip aan de horizon. En op de marmeren vloer liggen nog wat moeilijk te duiden brokstukken gedrapeerd.

Ik wandel in sneltreinvaart door en langs de zalen en exposities die mij wat minder bekoren. In mijn hoofd ruw mensen opzij werpend maar in werkelijkheid beleefd wachtend tot iemand zijn of haar plaatje heeft kunnen schieten. Bij dit soort bezoeken vraag ik mij af wat veel van deze mensen beroerd heeft om hier te zijn. Ik zal wel een snobistische kunstadoreereikel zijn, maar als ik sommige gesprekken hoor – nogmaals, het stikt hier echt van de Nederlanders – dan kan ik mij niet zo goed voorstellen waarom je naar de Stanzen van Rafaël staat te gapen. “Oh ja, we moeten geloof ik nog naar die schilderijen van Rafaël”, “Wie is dat dan?”, “Ja, je weet wel, da's ook zo'n schilder, geloof ik”. Dat maakt me een beetje verdrietig. Maar natuurlijk vooral omdat ik het museum, net als de rest van alles in de wereld, voor mezelf wil.

Een bezoek aan de Sixtijnse Kapel is jammer genoeg verworden tot een tenenkrommende ervaring. De hele kapel staat continu vol mensen, en om de stroom te laten bewegen vanaf de ingang tot de uitgang staat een handvol politieagent-achtige figuren commando's af te vuren naar de bezoekers. Fotograferen mag niet – het is immers een heilige plek – maar uiteraard zijn er altijd een paar sneue terrortoeristen die vinden dat zo'n voorschrift niet voor hun geldt. En dat gedrag wordt dan weer afgestraft met een agressieve schreeuwpartij van de beveiligingsmensen. Je bent vooral bezig met het ontwijken van anderen en veel mogelijkheid om in relatieve rust naar het plafond en de muur met het Laatste Oordeel van Michelangelo te staren wordt niet gegund. Je vergeet bijna waarvoor al die mensen hier staan. Het is een plek van stilte en contemplatie, wat in de werkelijkheid neerkomt op veel nauwelijks gedempt geroezemoes, soms wat aandachtschreeuwen en een enkele sus om stilte. De heiligheid van de kapel is inmiddels volstrekt onvindbaar.

Na het Vaticaans Museum besluit ik, ondanks mijn belabberde linkervoetconditie, in zuidelijke richting af te zakken naar de wijk Trastevere. Een prettige, beetje dorpse omgeving met kleine straatjes en pleintjes en, hoe kan het anders, kerken. De Santa Maria in Trastevere, één van de oudste, misschien de oudste, Mariakerken in de stad is weer zo'n heerlijk mysterieuze vroeg-christelijke basiliek. Ik krijg nog geen genoeg van weer een met goudmozaïek beklede apsis of zuilen en marmer afkomstig van antieke bouwwerken. Maar voor mij is het hoogtepunt een bezoek aan de Santa Cecilia in Trastevere, zo'n 500 meter verderop gelegen. Eén van die verrassende plekjes.

Het gaat niet zozeer om het kerkgebouw zelf, maar eerder om wat zich onder de kerk bevindt. In het souvenirwinkeltje naast het middenschip kan ik voor een klein bedrag de daar aanwezige trap afdalen naar de crypte. Cryptes zijn vrijwel altijd een bezoek waard, zeker in Rome. Eerst kom ik in een voormalig woonhuis uit de Romeinse oudheid. Zelfs de putten waarin het graan werd bewaard zijn nog intact. Net voordat ik denk dat ik alles wel heb gezien in het onderaardse, valt mijn blik op nog een gangetje met een trappetje verder omlaag. Ik besluit om toch nog even een kijkje te nemen en beland uiteindelijk in een miniparadijs van marmeren zuiltjes en gewelven, bekleed met heel veel blauw en goud. De aankleding van deze crypte, waar de lichamen van Santa Cecilia en twee andere heiligen worden bewaard, stamt uit de 19de eeuw. Alles blinkt en straalt van de nieuwheid, maar dat doet niets af aan de schoonheid. Weer een pareltje gevonden in Rome.

Woensdag staat vooral de oudheid op het programma. Het Colosseum, nog maar net schoongemaakt en weer uit de steigers, staat weer in vol ornaat te pronken. Het gebouw is zo groot dat de grote hoeveelheid bezoekers redelijk wegvalt in de steenmassa. Ik kan mij nooit zo goed een voorstelling maken van hoe het geweest zou zijn in de tijd dat het nog dienst deed als tempel voor gruwelijk volksvermaak. Voor mij gaat het vooral om de onovertroffen omvang en complexiteit. Een bijzondere ervaring om door de gangen en over de trappen te dwalen.

Daarna naar het Forum Romanum. Het voorjaarsgroen in combinatie met de ruïnes zijn een zegen. Dit is lang het politieke en economische centrum geweest van het Romeinse Rijk, maar ik ben vandaag vooral gefascineerd door het spel van de zon en de wolken. Dreigende en vrolijk witte wolkenmassa's hangen boven de stad, en de zon prikt daar doortastend doorheen. Het ene moment is de Boog van Titus donkergrijs, een paar minuten later staat het bouwwerk helder wit te zijn tegen een donkere lucht. Het blijft bij dreigen, want regen valt er niet. Het wordt naarmate de dag vordert zelfs steeds zonniger. Ook bij het Forum vind ik het lastig om mij voor te stellen hoe het gebied eruit heeft gezien toen Asterix hier Caesar op de zenuwen kwam werken. En dat is wellicht juist de reden waarom veel kerkgebouwen in Rome zo'n aantrekkingskracht hebben, in elk geval op mij. Veel vroeg-christelijke kerken zijn gebouwd van materiaal dat uit de heidense Romeinse tempels en baden werd geroofd. En ook uit het Colosseum. In veel kerken rust het gewelf op antieke zuilen. Deze kerken geven zo, ook met hun kleurenpracht, een aardig beeld hoe indrukwekkend de basilica's en tempels op het Forum moeten zijn geweest.

De dagen in Rome zijn vol en actief. Zelden zoveel gelopen en het stof op mijn schoenen stapelt zich op. De pleisters zijn bijna op, maar ondanks de blaren die elkaar afwisselen weet ik van geen ophouden. Eenmaal thuis kan ik weer hangen en zitten en terugkijken op wat een volop benutte Romereis is. Ik begin overigens aardig in te burgeren. De afgelopen dagen zijn al diverse Italianen een gesprek met mij begonnen in het Italiaans, en zelfs toeristen vragen mij de weg. Uiteraard zijn het erg korte gesprekjes aangezien ik meestal snel iets uit een vorm van automatisme in het Spaans terugstamel. En de verbazing is vervolgens aanzienlijk als ik deze aardige mensen wijsmaak dat ik toch echt geen Italiaan ben. Afgezien dan van mijn naam, maar die krijgen ze niet te horen.

Arriverderci!