Parallel

4 januari 2023 - Delhi, India

Namasté!

Ik ben nog maar amper zeven uur in dit land dat eigenlijk een wereld is. Of zelfs een universum dat bij vlagen, of misschien vaker dan vlagen, parallel lijkt te zijn. Parallel aan zichzelf maar vooral aan de wereld waarin ik leef en ben opgegroeid. Ik heb nog geen foto geschoten en zelfs mijn camera niet te voorschijn gehaald. Wel een moment getwijfeld, maar toen toch besloten om datgene wat zich voor mijn ogen afspeelde niet vast te leggen. De Indiase lucht vult eindelijk weer mijn longen en de tien jaar afwezigheid lijken de afgelopen uren verdampt. Het voelt vertrouwd en eigen om door de stad te lopen, voortdurend uitkijkend waar ik mijn voeten neerzet waardoor wandelen hier meer weg heeft van dansen dan van lopen. Onverwachte hoogteverschillen, ontbrekende trottoirs, gaten en ontbrekende stenen, dierlijke uitwerpselen, en alles wat verder nog een valpartij kan veroorzaken. Nog afgezien van de tegenliggende voetgangers en het rijdende verkeer.

Even na twaalf uur 's middags landde ik vanmiddag op de luchthaven van een wat mistig maar zonnig Delhi. Door de wanden van de slurf voelde ik de warmte al grip krijgen op mijn huid, ondanks de ongenadige airco die op willekeurige plekken koude lucht rond blies. Een paar weken geleden was het hier nog on-Indiaas koud met dagtemperaturen van een paar graden boven het vriespunt. Deze koudegolf is verbannen en Delhi ademt nu voorjaar met een fijne temperatuur van tegen de 20 graden Celsius. Dat weerhoudt sommige Delhinezen niet van het dragen van een kledingarsenaal dat doet vermoeden dat de Siberische winter in aantocht is. Dikke jassen, soms twee over elkaar aangetrokken, wollen mutsen en sjaals en warme handschoenen. Het ziet er nogal potsierlijk uit, maar in een stad waar temperaturen het gehele jaar rond de 30 graden zweven zal een daling van minstens een tiental graden niet bijster aangenaam aanvoelen voor de lokale bevolking. Voor mij voelt het in elk geval meer dan fijn na de gure wind die tijdens mijn vertrek gisteren door Zaandam blies.

De douaneafhandeling verliep geruststellend. Vooraf bleef ik twijfels houden over de rechtsgeldigheid van het thuis aangevraagde Indiase e-visum. Het leek me een beetje te mooi om waar te zijn, met name vanwege de soepele en snelle online procedure. De verdacht vriendelijke prijs van 25 Amerikaanse dollar voor het visum leek mijn reserves over de betrouwbaarheid niet te verminderen, aangezien een beetje visum de bezoeker als snel tegen de honderd euro kost. Maar op de luchthaven blijkt alle wantrouwen ongerechtvaardigd. Een onvriendelijke douanemeneer, met een met zijn norse gedrag contrasterende olijke en feilloos bijgepunte maharadjasnor met perfect gekrulde uiteinden, sommeert mij met enkele bevelen om de laatste handelingen te verrichten alvorens mij toegang tot het Magische Rijk wordt verleend. De onzorgvuldig afgestelde apparatuur heeft moeite om mijn irisscan en vingerafdrukken te registreren ter verificatie, maar de blaffende douaneman lijkt vooral mij daar de schuld van te geven. Meer dan vijf keer moet ik opnieuw mijn vingers op de leesplaat leggen omdat de machine nogal overgevoelig lijkt voor levenslust ademende slachtoffers. Uiteindelijk werkt de apparatuur mee en krijg ik het fiat om de Indiase grond te betreden.

De vertegenwoordiger van de reisagent staat mij vervolgens met een bordje op te wachten en met een taxi brengt hij mij naar het hotel, na een rit van drie kwartier die in dubbel zoveel tijd wordt afgelegd dankzij het soms onwrikbaar vastgeklonken Indiase verkeer. Het hotel is geen topper, maar wel voorzien van Aziatische hotelclichés zoals enorme ongemakkelijk zittende en robuust vormgegeven fauteuils, Victoriaanse bloemengordijnen, stroef lopende lades en een ongrijpbare wirwar van schakelaars en lampen. Het raam biedt uitzicht op een pleintje voor een moskee met veel levendigheid, maar gelukkig weinig verkeer. Alleen wat kooplui en spelende kinderen. Het bed is fijn, zeker na een doorwaakte nacht in zittende houding, en garandeert voor straks een grondige inhaalslaap waar ik me enorm op verheug.

In de middag kon ik mijzelf toch verleiden, ondanks de gevoelens van zweverigheid door het slaaptekort, tot een kleine ontdekkingstocht. Deze leidde mij eerst over een onoverzichtelijke en gevaarlijke kluit van wegen, kruispunten en rotondes waarbij ik probeerde een ordening te vinden in deze kriskrassende wegenmassa en tegelijk te bepalen naar welk punt ik wilde lopen en op welke wijze ik dat punt dan zou moeten bereiken. De eerste stappen in het Aziatische verkeer zijn altijd onwennig en het onbegrip over het ogenschijnlijk ontbreken van heldere richtlijnen brengt mij met gemak in een staat van groeiende frustratie. En net zo snel als deze gevoelens van wanorde mij in hun greep nemen laten ze mij los en glijdt ik weer met onwesterse souplesse over fictieve zebrapaden, schaatsend tussen het rijdende verkeer door en begeleid door elkaar afwisselende claxonconcerten. De verkeerstrotseermoed is vol overtuiging weer aan de oppervlakte van mijn bewustzijn verschenen. Ook nu is dat weer een moment waarop ik besef waar ik ben en dat ik daar op mijn gemak ben.

De belangrijkste missie voor vanmiddag was het regelen van een oplaadkaart voor de metro. Uiteraard verloopt zo'n operatie in een land als India nooit vanzelfsprekend. Dat is één van die parallelle-universum-momenten waarvan ik eerder melding maakte. Zaken die in mijn Nederlandse wereld zelden tot nooit op onverwachte uitkomsten stuiten werken in India toch iets anders. Sinds mijn laatste bezoek aan deze stad heeft de overheid opeens negen metrolijnen uit, of eigenlijk in de grond gestampt. Het netwerk en de stations ogen modern en contrasteert nogal met de chaotische bovenwereld. Maar gelukkig blijft de Indiase slag bij procedures ook onder de grond gehandhaafd. De loketten waar de tickets worden verkocht zijn allemaal onbemand. Ik wordt verwezen naar een wat wazig loket waarvan het nut van aanwezigheid niet direct duidelijk is. In elk geval is men hier wel bereid om een kaart aan te maken. Maar alleen de bereidheid is niet voldoende. Goed werkende apparatuur is een vereiste, en daar schort het hier juist aan. Ik wordt gevraagd om nog even geduld te hebben. Intussen worden een paar wijze mannen geraadpleegd die met gerimpelde voorhoofden en glazige blikken naar de machine staren. Verbetering van de situatie neemt geen aanvang, en na bijna tien minuten gooien de mannen de handdoek in de ring. Met spijt in de ogen zien ze zich gedwongen om mij te manen naar een ander station te gaan en daar een kaart te kopen. Dat dwingt mij tot een bovengrondse wandeling.

Deze voert naar Old Delhi, een oud 17de eeuws stadsdeel dat ooit is aangelegd door Shah Jehan, een 17de eeuwse keizer van het islamitische Mogolrijk waarvan een groot deel van het huidige India deel uitmaakte tot aan de komst van de Britten. Dezelfde keizer overigens die de Taj Mahal liet bouwen. De straten hier zijn nauw, maar vooral vol. Overal staan verkopers van van alles en nog wat hun koopwaar aan te prijzen. Van speelgoed tot tassen tot sokken en telefoons en weet ik veel wat nog meer. Daartussen krioelt het van het kopende en snuffelende publiek en proberen mobiele verkopers van eetwaren nog meer handel aan de man te brengen. De zon zakt al flink in de richting van de horizon en in de verte zie ik de contouren van de Jama Mashid, grote moskee van Shah Jehan als decor dienen van deze beweeglijke massa. De lichtval van de dalende zon, de door de zon beschenen menigte en de door een wazige smoglucht omgeven reuzenkoepels en minaretten doen mij bijna besluiten om mijn fototoestel te pakken. Maar het tafereel oogt als een schilderij dat ik liever in mijn hoofd prent dan in een digitaal fotobestand. Alsof een levend schilderij voor mijn ogen ontstaat en alsof ik de enige ben die dat beseft.

Ik sluit mijn dag af met mijn eerste Indiase maaltijd. Eigenlijk was ik van plan om uit gemakzucht en vanwege de opkomende vermoeidheid in het hotelrestaurant te eten. Maar de keuken gaat pas om half acht open en ik voel er niets voor om nog anderhalf uur te wachten. Mijn maag protesteert en dwingt me om weer op pad te gaan. Ik heb een restaurantje op het oog, maar eenmaal buiten zie ik een paar panden van het hotel verwijdert een groot bord hangen met daarop 'restaurant' gedrukt. Het oogt niet heel aantrekkelijk en uitnodigend, maar mijn maag dirigeert mij toch deze kant op. Eenmaal binnen doet de veel te grote en lege ruimte denken aan een magazijn. Bij nader inzien zou het zelfs heel goed een magazijn of opslagruimte geweest kunnen zijn. Inmiddels dus omgebouwd tot een wat treurig ogend restaurant. De betonnen plafondvlakken hebben vrolijk bedoelde kleurtjes verf gekregen, maar de dekking van de verf laat zwaar te wensen over. Simpele tafeltjes en stoeltjes bevolken de vloer en op de tafels liggen plakkerige eenvoudige menukaarten. Mijn maag is nog steeds de baas en besluit om een grote thali te bestellen, een Noord-Indiaas gerecht van rijst en naanbrood met aparte bakjes met gerechtjes, variërend van paneer curry, yoghurt, dal makhani en andere recepten naar mijn hart. De troosteloze omgeving staat in schril contrast met de schattige bediening en ik geniet met volle teugen, totdat mijn maag de teugels weer laat vieren en ik weer in staat ben beslissingen te nemen.

De komende twee dagen hoop ik delen van Delhi te bekijken die ik tijdens eerdere bezoeken steeds links heb laten liggen. Inmiddels beschik ik over een metrokaart, dus logistiek zijn de meeste obstakels verwijderd. Ik voel me na vandaag niet minder dan helemaal klaar voor deze reis.

Alavida!