Kers

24 januari 2020 - Nagpur, India

Namasté!

Woensdagmiddag ben ik aangekomen in het meest zuidelijke stukje India dat ik tijdens deze reis zal aandoen. Kanha National Park ligt in het zuiden van de deelstaat Madhya Pradesh en beslaat een omvangrijk bosgebied met heuvels, meertjes en open graslanden. Het is één van de meest toonaangevende natuurreservaten van het subcontinent en vooral belangrijk als één van de thuishavens van de Bengaalse tijger. Hoewel het met eigen ogen zien van dit dier in zijn natuurlijke leefomgeving wellicht het belangrijkste doel is om deze plek te bezoeken – eerlijk gezegd ook voor mij – leek het me ook fijn om even een ander India te ervaren dan drukke straatbeelden, verkeerswillekeur, bijzondere aroma's en een overdaad van informatie. In die laatste missie ben ik in elk geval geslaagd.

Overigens waren Orchha en vervolgens Khajuraho al een verademing vanwege de veel meer dorpse omgeving dan ik de eerste dagen van de reis gewend was. Met name Orchha bleek, ondanks verwoede pogingen om een stadje te lijken, een oase van onschuld en lieflijkheid. Khajuraho is nog een stuk kleiner, niet meer dan een dubbeldorp met een traditioneel oud deel en een voor het toerisme gecreëerd nieuw dorp. Het nieuwe dorp deed al wat minder lieflijk aan vanwege het continue aanbod van prullaria, riksjaritjes en versnaperingen. Maar met de flair van een inmiddels redelijk doorgewinterde Indiareiziger bleek ik goed in staat om mijzelf niet krankzinnig te laten maken. Alle trucs werden uit de kast gehaald door de vertegenwoordigers van de lokale toeristenmarkt, maar elke poging ketste af op mijn harnas van onverschilligheid, vergezeld van een altijd vriendelijk 'no, thank you' mijnerzijds, en zonder gefrustreerde stemverheffing kon ik mijn wandeling voortzetten. Wandelen in India is per definitie al een uitdaging, want lopen is het noodlot van het deel van de bevolking dat onderaan de Indiase samenleving bungelt. Jezelf laten rijden verleent status, dus waarom zou je vrijwillig gaan lopen als je een portemonnee hebt waarmee je elk gewenst vervoersmiddel kunt inschakelen? Ik ben in dit deel van de wereld al jaren geleden gestopt om uit te leggen dat sommige mensen toch echt wandelen voor hun plezier.

Desondanks was het een verademing om te ervaren dat ook het dorp Khajuraho in bijna vijftien jaar nauwelijks was veranderd, afgezien van het feit dat het nieuwe dorp een groeispurt heeft gemaakt. Het oude dorp is nog altijd zoals het in mijn herinneringen is vastgepind. Kleine huisjes van leem en van drempel tot dak geschilderd in gezellige pastelletjes. Huismoeders die op hun hurken in de weer zijn met een soort stucpleister van modder om het stoepje te egaliseren en dit vervolgens te versieren met mooie kleurige tekeningen van bloemen en mandala-achtige ontwerpen. En naast de voordeur staat, vastgebonden aan een touw, de huisbuffel. Eentje kijkt mij nogal dreigend aan, dus ik loop wat sneller door. Mijn ervaringen in India met gehoornde beesten zijn niet zo heel positief. Het lijkt of de tijd hier sinds de onafhankelijkheid van India in 1947, en ver daarvoor, heeft stilgestaan. Zoals lijkt te gelden voor een groot deel van het platteland, afgezien van kenmerken van de min of meer moderne tijd zoals elektriciteitsleidingen en telefoondraden.

De periode van bezichtiging van tombes en paleizen lag nu wel achter mij, en Khajuraho had voor mij de allereerste hindoetempels te bieden die in aanmerking kwamen voor een nader bezoek. Deze zijn de reden van de aanwezigheid van een toeristendorp. De tempels zijn overigens niet de minste, aangezien algemeen erkend wordt dat deze ongeveer duizend jaar oude stenen pronkstukken van de lokale Chandella-dynastie tot de mooiste van India behoren. En de staat van de tempels is verbijsterend goed. In een streng en strak onderhouden park in hartje Khajuraho staat de grootste groep tempels uit de omgeving. Ik heb meer dan twee uur nodig om de ongeveer zeven bouwwerken van binnen en buiten te bekijken. Van mijn laatste bezoek aan deze tempels in 2005 herinner ik mij niet zo heel veel meer. Des te groter de verrassing van wat ik te zien krijg. Vooral de sculpturen aan de buitenzijde van de gebouwen zijn indrukwekkend. Tot een hoogte waarop de kleinere beelden nog nauwelijks zijn te onderscheiden, rijzen lange rijen omhoog met naast en onder elkaar kronkelende stenen goden, goddelijke danseressen en stervelingen. De diep uitgehakte beelden maken dat het lijkt of de tempels bewegen en of de muren krioelen van het leven. De beelden dansen en heupwiegen verleidelijk en de bovenmenselijke bolronde borstpartijen van de vrouwen steken trots de wereld in.

Hoogtepunt voor sommige bezoekers zijn beelden van liefdesparen die in nogal ingewikkelde posities de liefde bedrijven. Bij sommige beeldgroepen blijkt hulp van anderen noodzakelijk om een bepaalde positie te bereiken. Een vrouw wordt door twee helpers zodanig in de lucht gehouden dat het geslacht van de man beneden haar feilloos haar vagina in schuift. Lijkt me nogal een gedoe en een beetje funest voor de intimiteit van de daad. De 19de-eeuwse Victoriaanse Britten die, waarschijnlijk, als eerste westerlingen met deze sculpturen werden geconfronteerd konden weinig anders dan afkeurend blozend hun gezicht afwenden en schande spreken. Zelf vond ik de beelden erg vermakelijk om te zien, nog afgezien van enkele giechelende omstanders die net zolang omhoog bleven staren totdat het beeld onuitwisbaar in hun herinnering was gekerfd. De groepjes oudere Indiase mannen, die met serieuze gezichten en veel wijzen aan het debatteren waren over de uit steen gehakte intimiteiten, waren niet minder geestig om te observeren.

De rit van Orchha naar Khajuraho weerspiegelde met overtuiging de staat van de infrastructuur in dit deel van India. Over een afstand van nog geen 180 kilometer deed de chauffeur bijna vijf uur. Het rijden op de schaarse stukken weg waar het asfalt nog intact was duurde doorgaans niet langer dan een minuut. Het aantal van deze stukken was over de hele afstand misschien op twee handen te tellen. De rest van de route liep langs omleidingen, en omleiding van omleidingen, over zand en grind en rotsige bodem met kuilen, bulten en diepe richels. Allesbehalve een rustgevende rit en een herhaald bewijs voor mij dat de doorgaande verbindingswegen in India de meest beroerde in de hele wereld zijn. Het landschap onderweg sloot aan op de staat van de wegen. Dit deel van India is voornamelijk een ongezellig braakliggend gebied met heel af en toe wat overzichtelijke landbouwgrond en tussen de steden en dorpjes nog meer steden en dorpjes. En mensen. Heel veel mensen.

De route van woensdag was daarentegen een verademing. In elk geval wat betreft landschap en de staat van de wegen. Het nadeel van goede wegen is dan wel dat een Indiase chauffeur alle kansen grijpt om zo snel mogelijk door te rijden. Zelf vond ik meer dan 100 kilometer per uur rijden over een anderhalfbaans weg dwars door een bos in een glooiend heuvellandschap waar op elk moment en achter elke heuvel vanuit het niets een koe, een hond of een mens midden op de weg kan staan, nogal overdreven. Het landschap daarentegen was mooi groen en de weg voerde gedeeltelijk over lage bergpassen en door bosgebieden. Het was duidelijk dat ik langzaamaan in een heel ander deel van India terecht was gekomen. En het bereiken van het stille dorpje Mocha was daarvan de bevestiging.

Mocha ligt aan de rand van Kanha National Park, en lijkt vooral te bestaan bij de gratie van datzelfde park. Hier wonen de parkrangers en iedereen die werkt om het park in stand te houden. En uiteraard om de bezoekers van Kanha te faciliteren. Telecommunicatief is Mocha een witte vlek, en soms is het even niet mogelijk om contact met de buitenwereld te hebben. Aanvankelijk vond mijn aan het internet vast gekluisterde geest dat geen fijne gedachte. Contact hebben met zoveel mogelijk buitenwereld en het absorberen van informatie die ik niet nodig heb is immers een verslaving geworden. Hoe ga ik deze twee dagen in dit nergens overleven?

Dat blijkt na één nachtrust en een dagje parkactiviteiten een stuk eenvoudiger dan vooraf gedacht. Het feit dat het hotel, of eigenlijk resort het fijnste is waar ik tot nog toe heb verbleven helpt aanmerkelijk bij het overleven. De service is ongekend en niet alleen voor Indiase begrippen. Service kan overdreven worden waardoor het neigt naar irritante kruiperigheid. En service kan natuurlijk helemaal achterwege gelaten worden. De hulp en bijstand in mijn resort in Mocha is zoals ik het graag heb: precies goed. Geen vervelende kruiperigheid, geen overbodige vragen of alles naar wens is en niemand die voorafgaand aan elke stap die ik neem de vloer blinkend schoon poetst. Gewoon alleen service op momenten dat het gewenst is. En dan naar volle tevredenheid. Elke keer als ik de kamer af ben voor een jeepsafari wordt mijn bed opgemaakt – dat vind ik dan wel weer wat overdreven – en voor het slapen gaan vind ik mijn bed helemaal slaapklaar gemaakt, dat wil zeggen ontdaan van overbodige kussenverzamelingen en sierdekjes en netjes opengeslagen in een hoek van 45 graden.

Mijn tijd breng ik hoofdzakelijk door met jeepsafari's. 's Morgens veel te vroeg word ik opgehaald met een open jeep en naar de ingang van het park gereden, alwaar de nodige papierwinkel wordt afgehandeld om te zorgen dat ik veilig het park kan betreden. Maar liefst vier keer ga ik per jeep op zoek naar tijgers. Niet dat ik geen andere fauna tegenkom, maar de ontmoeting met een levende tijger blijft desalniettemin het hoogst haalbare. Ik heb een jeep voor mijzelf, inclusief vaste chauffeur en een wisselende gids die mij voorziet van overbodige informatie en eventueel dreigend gevaar af moet wenden. Want helemaal risicovrij zijn deze safari's niet.

Buiten het beestjes kijken vermaak ik mij ook goed met het observeren van de andere bezoekers. Het is fascinerend hoe mensen zich uitdossen voor een activiteit als deze. Ik zie dames in kleurige sari's en op hakjes een jeep in gehesen worden. Een tweetal forse witharige blanke mannen die mij doen denken aan leden van een knokploeg uit het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime, met grote cowboyhoeden, spiegelende zonnebrillen en hangsnorren. Uiteindelijk blijkt het gewoon een verliefd Brits stelletje te zijn. Een groep jonge Indiërs met fijn felgekleurde shirts en truien en dito mutsen. En natuurlijk die ene lange kale doorgewinterde beestjeskijker met zijn kakikleurige broek, zijn rugzak in camouflageprint en zijn happy socks die boven zijn schoenen uitsteken.

De ritten zijn dagelijks verdeeld in een ochtend- en middagsafari. Met name de rit in de ochtend is een grondige en langdurige exercitie, die wordt gebroken door een gezamenlijke ontbijtpicknick. Elke ochtend ontvangt de chauffeur van medewerkers van het hotel een net kartonnen pakket met mijn versnaperingen voor de ochtend. Donderdag was het vooral mistig en bewolkt. De ochtend was fris en vochtig, maar de landschappen toonden toverachtig met dikke mistflarden die tussen de dichte bossen en over het grasland en de meertjes hingen. Met soms het gewei van een hert boven de mistbank uitstekend. De zon heeft moeite om door te breken en de kou is een aanslag op mijn lichaam. Vanaf ongeveer 6 uur zit ik bijna vijf uur rillend in een open jeep, inclusief de ontbijtstop van een half uur. Vooral de verschillende herten laten zich uitbundig zien. Het Sambarhert en met name de Spotted Deer bevolken de bossen en graslanden in groten getale. Heel af en toe stuiten we op een Swamp Deer, een hertensoort die alleen in dit gebied schijnt voor te komen. Verder een gaur, een wilde rundersoort, hoelmans en everzwijntjes. Maar geen tijger, en ik troost mij met het idee dat het landschap buitengewoon mooi is. Wat overigens de waarheid is. Maar een tijger zou toch een mooie kers op de taart zijn.

Vanmorgen was het weliswaar helder en de sterren schitterden tot aan de zonsopkomst aan de hemel. Maar daardoor was het nog extra koud. Na de vorige dag heb ik voorzorgsmaatregelen genomen en mijn koffer geplunderd, en met vier lagen kleding en twee dikke dekens nestel ik mij op mijn toppositie in de jeep. Uren rijden we weer over de hobbelige zandwegen via bruggetjes en door laag water. En weer ontmoeten we alleen herten en apen. Aan het eind van de rit heeft de zon aan kracht gewonnen en in de flarden zonlicht warm ik mij langzaam op. Eenmaal terug in het hotel neem ik positie in een stoel in de volle zon, met een lekkere bak koffie. Met nog één jeepsafari te gaan.

Om twee uur, nadat ik de lunch naar binnen heb gewerkt, staat mijn chauffeur Sandesh weer klaar om mij naar de ingang van het park te brengen en daarna in de jeep op zoek te gaan naar wild. Na ruim een uur rondgereden te hebben leggen we ons neer bij het feit dat een grote roofkat er niet inzit. Als alternatief neem ik wat meer foto's van de omgeving. De auto houdt even in en bij weer een hobbel kijken de gids achter mij en ik tegelijk naar rechts, in een brede loopgeul aan de rand van een bos. In een flits zien we een oranjegele vlek in het verder groene en zandkleurige gebied, terwijl Sandesh rustig verder rijdt. De gids maant om te stoppen en voor de zekerheid even terug te rijden. Achteruit rijdend turen we weer de geul in, en de flits die we leken te zien blijkt toch echt een dier te zijn. En het is niet één van de tienduizenden herten die hier ronddwalen.

Met mijn camera maak ik wat foto's en kijk of ik de oranje vlek kan ontcijferen. Het blijk overduidelijk een tijger die met de rug naar ons toe in de geul ligt. Onze oogjes gaan glimmen en met een plotseling opkomend gevoel van ontzag staren we in de verte. We zien de enorme kop van het dier draaien. Minutenlang gebeurt niets, terwijl voor en achter ons andere jeeps naderen om het dier te kunnen zien. Dan staat de tijgerin – het blijkt een dame te zijn die in de buurt nog drie welpen heeft rondhangen – op en wandelt in de richting van het bos. Met een zware maar soepele beweging springt het massieve dier op de rand en verdwijnt in het groen. En daarmee besluit mijn verblijf in Kanha op positieve wijze, met eindelijk die kers op de taart.

Als we even later verder rijden zien we dezelfde tijger nog over de zandweg wandelen. Ongestoord, terwijl bijna tien jeeps met in stilte opgewonden bezoekers stapvoets dichterbij komen. Het is duidelijk wie hier de baas is. Onverstoorbaar toont het dier zich aan de toeschouwers en wandelt verder een ander bos in. Na nog wat laatste pogingen om het dier fotografisch vast te leggen rijden we verder. Onderweg naar de uitgang van het park zien we op de valreep nog een echte Baloe langs de weg slenteren. De zwarte beer keert zich een paar keer om, reagerend op de lokroep van de gids. Het logge dier verdwijnt in het bos en daarmee eindigt mijn Kanha-avontuur.

Morgen wacht een lange reisdag die moet leiden naar het uiteindelijke doel waar deze Indiareis omheen is gebouwd. Al jaren wil ik weer terug naar Varanasi, misschien wel de boeiendste stad die ik ooit heb mogen aanschouwen. Veruit de belangrijkste heilige stad voor de hindoes en in zekere zin de poort naar een andere wereld. En voor mij het einde van een nu al indrukwekkende reis.

Alavida!