Droom

19 januari 2020 - Orchha, India

Namasté!

Bijna vijftien jaar geleden, tijdens mijn eerste reis naar India, maakten we met het kleine reisgezelschap, waarvan ik destijds deel uitmaakte, een korte lunchstop in het stadje Orchha, onderweg van Agra naar Khajuraho. De stop was te kort om het stadje nader te ontdekken, maar de goudgele zandstenen paleizen en tempels die vanaf een eiland in de rivier de omgeving domineerden smaakten direct naar meer en ik maakte mijzelf de belofte om, mochten de omstandigheden het toelaten, hier nog eens terug te komen om de tijd te nemen voor datgene wat Orchha te bieden heeft. Deze reis biedt de omstandigheden om de belofte in te lossen. Door de jaren heen had mijn eerste Orchha-ervaring mij niet losgelaten en bij elke te plannen Indiareis zweefde de naam minstens één keer door mijn gedachten, zelfs als ik naar een compleet andere uithoek van dit gigantische land wilde afreizen. Sommige plaatsen bezitten iets magisch en verdwijnen niet eerder uit je gedachten dan wanneer je er je voetstappen hebt achtergelaten. Het idee van een paradijselijk Orchha waar geen plek op aarde mee zou kunnen wedijveren bereikte in mijn hoofd een zekere staat van gekleurde werkelijkheid.

Vooral door deze nogal overdreven utopische beeldvorming van een stadje waar ik best lang geleden niet veel langer dan twee uur ben geweest maakte mij huiverig om terug te gaan. Het geromantiseerde beeld zou inmiddels wel eens ver van de werkelijkheid af kunnen staan. In 2005 speelde Orchha niet meer dan de rol van lunchstop voor reizigers, die het destijds ook voor ons was, op de lange en hobbelige weg tussen de Indiase gouden driehoek (Delhi-Agra- Jaipur) en het infrastructureel afgelegen en daardoor schier onbereikbare Khajuraho. Inmiddels blijkt Orchha in de reisroutes te zijn opgenomen als vaste pleisterplaats, met een gestage maar stabiele toeristenstroom als gevolg. Mijn idyllische voorstelling van een onaangetast Indiaas stadje had ik daardoor al ruimschoots losgelaten. In plaats daarvan bereidde ik mij voor op een gereduceerde versie van toeristenmagneet Agra, met horden bezoekers en een overdaad aan hotels, restaurants en souvenirwinkels om aan de wensen en eisen van de toeristen te voldoen.

Gistermiddag arriveerde ik op het chaotische treinstation – een pleonasme, aangezien treinstations in India altijd chaotisch zijn – van Jhansi, na een bijna vier uur durende treinreis vanuit Agra, en een vertraging van nog eens drie uur extra. Een kille mist had Agra en omgeving in zijn greep genomen waardoor de toch al fragiele tijdschema's van de Indian Railways volledig door elkaar werden gegooid, met uren vertraging en uitgevallen treinen tot gevolg. Mijn trein zou volgens dienstregeling om acht uur 's morgens vertrekken, maar de reisagent, die mij op het station bijstond, constateerde op zijn Indiase versie van de reisplanner-app lange vertragingen waardoor ik de uren wachten zou afwisselen tussen de mager verwarmde wachtruimte van het station en de warm gestookte taxi waarmee ik naar het station was gebracht. Uiteindelijk togen we rond half elf terug naar het perron om daar in de vochtige kou nog ruim een kwartier te staan alvorens de trein het station binnen denderde. Gelukkig was mijn eerste klasse coupé verwarmd, in tegenstelling tot mijn eerdere treinrit vanuit Delhi, en kon ik tijdens de verder voorspoedige rit op temperatuur komen in een redelijk comfortabele treinzetel. Vanaf eindstation Jhansi was het vervolgens nog een heel klein half uur rijden naar Orchha.

Op het eerste gezicht vanuit de taxi lijkt Orchha in niets meer op het geromantiseerde beeld dat ik door de jaren heen heb gevormd. Geen woeste idylle met uitbundige natuur en trotse half vergane paleizen aan een snelstromende rivier. Gewoon een typisch Indiaas stadje op het knooppunt van een paar niet al te drukke doorgaande secundaire wegen. De basiselementen van mijn droombeeld blijken desondanks wel aanwezig. Er stroomt in elk geval een rivier, alleen met minder snel stromend water dan mijn gedachten mij voorhielden, hoewel dat kan worden veroorzaakt door het jaargetijde waarin ik Orchha destijds aandeed. Het rivierwater zal kort na de moesson in oktober immers een stuk hoger staan dan nu in januari. Er ligt een smalle gevaarlijk afbrokkelende brug waarover het kleinere verkeer van en naar Orchha moet passeren en waar slechts één richting voertuigen tegelijk overheen kan rijden. Vrachtwagens en bussen moeten kilometers omrijden via een andere steviger brug. De rivierbedding ligt aan beide zijden van de brug voor zover het oog kan zien bezaaid met rotsblokken en steenhopen, en de rivier fungeert zoals vrijwel elke rivier in India als algemene was- en badplaats. De hele dag door nemen dorpsbewoners een bad in het volgens mij ijskoude heldere water van de Betwa-rivier. Kleren en ander wasgoed ligt op de grote rotsblokken en op ghats langs de oever te drogen in de zon. Want eindelijk zie ik de zon, die de afgelopen week voor mij niet meer is geweest dan een schimmige oranjegele vlek in de witte massa smog en wolken.

De voorstellingen van grillige landschappen met heuvels en woeste natuur, die zich in mijn herinneringen hebben vastgezogen, blijken natuurlijk een illusie te zijn. De beelden van eeuwen verlaten en deels afbrokkelende paleizen en historische bouwwerken raken daarentegen veel meer de realiteit, hoewel het soms lastig is om deze te zien zonder de lelijke metalen elektriciteitsmasten, telefoon- en andere leidingen en de braakliggende terreinen en afvalhopen die een vrij uitzicht op de architectonische juweeltjes belemmeren. Om nog maar te zwijgen over omvangrijke maar schijnbaar weinig professionele en soms tenenkrommend beroerde restauratiewerkzaamheden die plaatsvinden. Tijdens mijn eerste verkennende wandeling door Orchha na aankomst in het hotel blijkt dat de schoonheid van het stadje soms lastig is te ervaren vanwege het door en door Indiase begrip van stedelijk schoon en algemeen onderhoud, of vooral het ontbreken van enig onderhoud aan de ene kant of de voortdurende staat van werk in uitvoering aan de andere.

Wat mij echter vooral verbaast is de schreeuwende afwezigheid van toeristen. In tegenstelling tot mijn verwachting van de aanzuigende werking van Orchha op reizigers lijk ik, afgezien van een Duits reisgezelschap in mijn hotel, de enige bezoeker uit den vreemde. En dat terwijl aan de hoofdstraat en in het bescheiden centrum voldoende hotels en restaurants zijn geplaatst en soms nog in aanbouw zijn om een aanzienlijke stroom toeristen te herbergen. Zelfs tijdens mijn flitsverkenning van het lokale fort, toch zo'n beetje het hoofdbestanddeel van de bezienswaardigheden in Orchha, zie ik geen enkele rugzak-, afritsbroek- of bergschoentoerist rondscharrelen. Daartegenover staat dat Indiase toeristen in eigen land de stad wel hebben ontdekt. Hele families doorkruisen Orchha op zoek naar de beste selfiepositie of groepsfotolocatie.

Vandaag ben ik de hele dag in de weer geweest om datgene wat Orchha heeft te bieden binnenstebuiten te keren. Na de naar Nederlandse maatstaven reusachtige miljoenensteden Delhi en Agra is het een verademing om door de nog altijd dorpse stad Orchha te wandelen. Ondanks de duidelijke aanwezigheid van toeristgerelateerde uitbaters lijkt het of vreemde bezoekers hier nog een uniek verschijnsel zijn. In plaats van bestookt te worden door verkopers en gidsachtige individuen kan ik in relatieve rust rondlopen. Altijd op mijn hoede en blakend van vooringenomenheid kap ik in het begin elke poging van een inwoner om contact met mij te zoeken resoluut af. Maar al snel blijkt dat een begroeting geen ingang is om contact te leggen voor het aansmeren van onzinnige prullaria of een poging om mij mee te lokken naar een schimmig winkeltje. Een begroeting blijkt niet meer te zijn dan juist dat, een begroeting. Steevast gevolgd met de vraag waar ik vandaan kom. En met een vriendelijke woord over hoe geweldig mijn vaderland is blijkt het contactmoment al weer voorbij en kan ik mijn ontdekkingswandeling voortzetten.

Orchha is één van die stadjes die mensen op de één of andere manier doen vallen voor een land als India. De onschuld die het plaatsje uitstraalt is ronduit aandoenlijk. Mensen kijken je soms nieuwsgierig aan alsof je van een andere planeet komt. In zekere zin is dat ook zo. Een enkeling durft het aan om iets te vragen, en het antwoord wordt vervolgens gedeeld en besproken met minder moedige omstanders. Als ik even het idee wek om een verkeerde kant uit te lopen, wat die kant ook mag zijn, krijg ik ongevraagd advies over wat de juiste richting dan zou zijn. Je merkt aan alles, of op zijn minst aan veel, dat de stadsbewoners trots zijn op hun stad en in zekere zin vereerd dat je er bent en ze stellen alles in het werk om het een vreemde bezoeker naar de zin te maken.

De hoofdreden om Orchha te bezoeken is niet de zucht naar een warme deken van gastvrijheid en het pure India, hoewel beide welkome bijzaken zijn. De eerder genoemde paleizen en tempels zijn toch echt de hoofdzaak. De aantrekkingskracht van Orchha schuilt voor mij in zijn monumenten. En de ogenschijnlijke onschuld van de bevolking weerspiegelt zich in deze gebouwen. In plaats van bastions van regels en voorschriften en het aanbrengen van hekken waardoor slechts een klein deel van het bouwwerk is te bezoeken, lijken de nog overeind staande paleizen van Orchha een ontdekkingsreis voor de bezoekers. Afgezien van enkele echt te gevaarlijke delen is alles toegankelijk, op eigen risico. Aan de rand van het centrum ligt een met een smalle brug bereikbaar riviereiland waar een lang vervlogen dynastie eeuwen geleden haar onderkomens heeft laten bouwen. Na het wegvallen van de laatste maharadja is Orchha zo goed als verlaten en begon de natuurlijke afbraak van de paleizen.

Inmiddels heeft zich rondom het bruggenhoofd naar het forteiland weer een nieuw stadje gevormd en langzaamaan is de lokale bevolking aandacht gaan schenken aan de vervallen bouwwerken. Twee paleizen staan nog volledig overeind in hun zandstenen glorie. Via verborgen trappen zijn de verschillende etages te bereiken en langs onbeschermde gaanderijen kun je over de binnenplaatsen en de omgeving kijken. Het gebouw doet denken aan een ingewikkelde en visueel onmogelijke constructie op tekeningen van M.C. Esscher en is een ontdekkingstocht vol verrassingen die naar meer smaakt. Uiteindelijk beweeg ik mij urenlang van de ene kamer naar de andere galerij en beklim torens en transen met gevaar voor eigen leven, in de wetenschap dat een dergelijk gebouw in Nederland met gemak als verboden terrein wordt aangemerkt vanwege instortingsgevaar. Herhaaldelijk komt het besef bovendrijven dat wat ik aan het doen ben misschien niet zo heel veilig is, maar dat besef verdwijnt telkens snel terwijl mijn bijzondere klimervaring voortduurt. Het klimaat en de tand des tijds heeft de meeste versierselen doen vergaan, maar in sommige ruimtes is op de gewelven en de muren nog een idee te krijgen van hoe deze paleizen er ooit bij stonden. Aan de buitenmuren zijn op sommige plekken nog wat turquoise tegelresten te zien. Verder is alle muurbedekking en het grootste deel van de ooit kleurrijke gewelfversieringen verdwenen.

Een aanvullende charme van Orchha is de aanwezigheid van dieren. Even buiten het centrum, direct naast het hotel waar ik verblijf, staat een groep zogenaamde cenotafen, een soort koninklijke herdenkingstempels, met conische koepeldaken die zo'n twintig meter de hoogte in steken. Op de vier hoeken van de dakkoepels staan kleine gewelfde torentjes waarin gieren hun nesten hebben gebouwd. Met hun enorme vleugels klapwiekend huppelen ze langs de dakranden of zitten uitdagend met hun lange nek in de vleugelschouders getrokken omlaag te staren. Soms stijgt één van de grote roofvogels op met gracieuze vleugelslag om even later in de hemel boven de stad te cirkelen. In de paleizen van Orchha zag ik geen gieren, maar in de ochtend, voordat een handjevol Indiase toeristen de trappen kwam beklimmen voor het maken hun portretseries, werden de daken en torens bevolkt door een troep hoelmans, een middelgrote grijze apensoort met lange staarten en melancholische zwarte gezichten en dito wenkbrauwen. Een absoluut prachtige apensoort, en van dichtbij overigens een stuk groter en indrukwekkender dan ik altijd dacht. Wat later bij de markt beland ik zelfs nog even in een territoriumdriftige ruzie tussen een troep hoelmans en rhesusapen. De bijbehorende agressie met blootliggende vlijmscherpe gebitten maken eens te meer duidelijk dat het hier gewoon om wilde dieren gaat en niet om een aaiezel op de kinderboerderij. Verder bevolken de eeuwig schreeuwende halsbandparkieten en kwetterende maina's de lucht en de bomen. En koeien slenteren de straten en pleinen op en af op zoek naar iets eetbaars of om gewoon midden op de weg onverstoorbaar stil te staan, soms met zachte hand vooruit geduwd door een ongeduldige omstander.

Een wandeling door het stadje brengt me langs markten en tempels waar de kleuren van traditionele kleding en koopwaar pronken in het zonlicht. In het tempelstraatje, waar van alles wordt verkocht om als offer te dienen voor in de lokale tempel, besluit ik om even een pauze te nemen na de wandelingen die ik dan al achter de rug heb. In een klein straatcafeetje bestel ik een glas chai, waarvan ik vervolgens intens geniet terwijl het leven van Orchha voorbijtrekt. Bedelaars krijgen een paar roepies in de handen gedrukt en koeien slenteren langs de koopwaar. Bij een stalletje met bloemenoffers probeert een koe wat koopwaar weg te knabbelen, maar de verkoper is snel en duwt het dier terug de straat op. Het leven in Orchha lijkt een film waarbij voortdurend iets gebeurt dat mijn aandacht trekt.

Orchha is de verademing die ik even nodig had na de grote steden. Even een rustpunt na de toch wel grootstedelijke gekte van Delhi en Agra. De verrassingen die het stadje heeft geboden hebben mij voldoende energie gegeven voor de volgende etappe. Morgen reis ik op het gemak door naar de volgende stop in het platteland van India: Khajuraho.

Alavida!