Mystiek

14 mei 2017 - Zaandam, Nederland

Buongiorno!

Rome is bijgezet in de tombe van herinneringen die zich ergens op een voor mij onbepaalde plek in mijn hersenen bevindt. Verankerd en onttrokken aan de vergetelheid. Gistermiddag ben ik na een voorspoedige reis teruggekeerd in een Nederland waar de buitentemperatuur een stuk aangenamer blijkt dan tijdens de dagen voorafgaand aan mijn vertrek naar Italië. Niet zo aangenaam als in Rome, maar fijn genoeg om voorlopig vaarwel te zeggen tegen muts en handschoenen. De teller na ruim een week staat, na eerste selectie, op een totaal van iets meer dan 1300 foto's, ruim dertig kerkbezoeken en bijna tien musea of museumgerelateerde bezienswaardigheden. Zelden waren mijn reisdagen zo volgeperst met het mij vergapen aan mooie dingen. En verbazend genoeg ben ik in staat gebleken om alle voorgenomen 'moet-ziens' aan te doen. Eindconclusie is dat Rome een heerlijke stad is om te zijn, om rond te lopen en om te eten en drinken.

Voor iemand die is opgegroeid in een, laat ik zeggen, overtuigd calvinistisch protestants gezin is Rome een nogal onwerkelijke omgeving. De stad ademt rooms-katholiek door alle porieën. In elke steeg of straat staat een kerk of een mariabeeld. Of in elk geval een object dat direct verweven is met de Rooms-Katholieke Kerk. Een seminarie, een afdeling van de Vaticaanse overheid of een klooster. Zoals eerder aangegeven maken geestelijken in ornaat een regulier deel uit van het straatbeeld. En een groot deel van de bezoekers van de stad zijn geen gewone toeristen, maar pelgrims die de belangrijkste roomse heiligdommen komen bezoeken omwille van uiteenlopende redenen.

Op één van de eerste dagen bezocht ik de Sint Jan van Lateranen, nog altijd de belangrijkste bisschopskerk van Rome. De kathedraal van de stad waar de paus, als opvolger van Petrus, nog altijd bisschop van is. Bij de Sint Jan staat de Scala Santa, de Heilige Trap die in de 4de eeuw door Sint Helena meegenomen is uit Jeruzalem. Helena was de moeder van keizer Constantijn de Grote, die zich als eerste Romeinse keizer liet dopen, op de valreep kort voor hij stierf, en die de eerste legale bovengrondse kerken liet bouwen waarvan de eerste versies van de Sint Pieter en de Sint Jan de belangrijkste zijn. De trap zou in het huis hebben gestaan van Pontius Pilatus en Jezus zou erover hebben gelopen alvorens te worden veroordeeld tot het kruis. Voor veel pelgrims is deze trap één van hun reisdoelen. Op hun knieën en in opperste devotie en gebed beklimmen zij de marmeren treden om uiteindelijk boven te geraken bij het Sancta Sanctorum, het Heilige der Heiligen, de vroegere bidkapel van de pausen waar belangrijke relieken worden bewaard.

Het beeld van pelgrims die ongemakkelijk op hun knieën trede voor trede omhoog kruipen associeerde ik nooit zozeer met het christendom, maar eerder met de mystiek van bijvoorbeeld Aziatische religies. Later zag ik bij andere kerkbezoeken soortgelijke taferelen van volledige overgave en aanbidding, die op mij nogal onwerkelijk overkomt. Ontelbare kerken in de stad baseren hun bestaan op het bezit van relieken, overblijfselen van heiligen of voorwerpen die op de één of andere wijze zijn verbonden met dezelfde heiligen. De boeien waarmee Petrus was vastgebonden, de doek van Veronica met daarop de afdruk van het gezicht van Jezus, de pilaar waaraan Jezus was vastgebonden tijdens zijn geseling, stukken van het heilige kruis, botten en hele skeletten van martelaren en heiligen, de speer waarmee Jezus in zijn zij is gestoken en weet ik wat al niet meer. Het grootste deel van deze relieken is verpakt in de mooiste schrijnen en tombes waarvan niet is te zien of de inhoud ervan inderdaad overeenkomt met de belofte van de inhoud.

De vraag over authenticiteit of aanwezigheid van relieken is niet relevant voor de gelovigen. Het geloof in de nabijheid van een heilige is voldoende. Mijn protestantse achtergrond belemmert enig inlevingsvermogen in de overtuiging van deze pelgrims, maar ik heb geen enkele behoefte aan inleving. In elk geval niet meer dan bij het zien van een hindoepriester die met veel ceremonieel een motor zegent om de eigenaar te behoeden voor ongeluk of de Guatemalteekse die op een voor Maya's heilige plaats bezweringen uitroept met een soortgelijk doel. Ik vind het vooral bijzonder om te zien, en niets meer dan dat. Deze verschillende levenswijzen zijn voor mij toch een reisdoel op zich.

Donderdag besloot ik om de drukke binnenstad tijdelijk in te ruilen voor de relatieve rust van de buitenwijken. Die rust beperkte zich tot een klein deel van de oude Romeinse Via Appia ten zuiden van Rome, waar zich de catacomben bevinden. Deze kilometers lange onderaardse gangen waren de plekken waar onder meer de eerste christenen hun doden mochten begraven. Binnen de stadsmuren was dat verboden, dus de catacomben waren een logisch alternatief als ultieme rustplek. Eindeloze stelsels zijn uitgegraven om de lichamen te verbergen in horizontale nissen in de muren van de gangen. Een rondleiding vond ik vooral fascinerend vanwege de omvang van de gangen. Geen overdadige versieringen zoals in de bovengrondse kerken, maar eenvoudige uitgegraven grotten met tussen de grafnissen hier en daar muurdelen die zijn bedekt met uitgekerfde vroeg-christelijke symbolen zoals de vis en de orant, een biddende figuur met opgeheven armen.

Ik had mij bij de rondleiding gemakzuchtig aangesloten bij een Nederlandstalige groep, een besluit waarvan ik uiteraard snel spijt kreeg. Het bleek een gezelschap van Limburgse pelgrims dat geleid werd door een oude grijsaard die de onhebbelijkheid had om bijna alles wat werd verteld door de Italiaanse gids op een zalvende en volstrekt overbodig uitgebreide manier te herhalen in het Nederlands. Het lijkt mij weinig toevoegende waarde te hebben om in elke ruimte waar we komen, en het waren er nogal wat, te vertellen dat we in een grafkelder staan. De zich onafgebroken herhalende aanwezigheid van lege grafnissen om ons heen zou toch voor zichzelf moeten spreken. Ik was overigens blij dat de man, ondanks dat gepaste momenten zich aandienden, niet spontaan in een gezamenlijk gebed uitbarstte.

Vrijdag stonden nog slechts een paar wensdoelen open voor een bezoek. Eén daarvan was een zo goed als verplicht nummer bij een bezoek aan Rome: de Sint Pieterskerk. Net als de Trevifontein, het Colosseum en het Forum behoort de Sint Pieter in een rijtje van bouwwerken dat tot de canon van Rome behoort. Hoewel volgens mij zeker niet de mooiste kerk in Rome is de animo om dit centrum van de rooms-katholieke wereld te betreden ongeëvenaard. Ik zorg dat ik 's morgens redelijk op tijd op het Sint Pietersplein ben om aan te sluiten bij de tientallen meters lange rij die zich al voor de ingang heeft gevormd. Eerst schuifel ik vanaf het centrale plein langs de hele noordelijke colonnade van Bernini op weg naar de tassencontrole. Van dit soort beveiligingsmaatregelen was negentien jaar geleden nog geen sprake, maar nu is het een verplichte procedure. Om nog te zwijgen van de hoeveelheid legermensen die bij de belangrijkste monumenten de veiligheid bewaren. Of in elk geval een poging wagen met hun enorme wapentuig in de aanslag.

Eenmaal langs de tassencontrole, die overigens eerder cosmetisch is dan relevant, stap ik stevig door op weg naar de ingang van de kerk. De hoeveelheid bezoekers is overweldigend, maar valt door de omvang van dit eeuwenlang grootste kerkgebouw ter wereld aardig weg. Eerst rechts en links een korte blik op de stijgerende ruiterstandbeelden van de keizers Karel de Grote en Constantijn de Grote. Beide verborgen achter slecht gelapt glas, en daarmee te onaantrekkelijk voor mij om nader te bekijken. Dan echt door de deur die de ingang van het gebouw is. Een dag eerder, na mijn bezoek aan de catacomben, ben ik overweldigd door de kolossaalheid van de één na grootste kerk van Rome, de Sint Paulus buiten de Muren. Waarschijnlijk vooral door de leegte en de relatieve stilte, want de Sint Paulus wordt vele malen minder bezocht dan de Sint Pieter.

Die overweldiging voel ik bij de laatste helemaal niet. Er is geen sprake van serene stilte of hooguit wat gelispel in de verte. Er is geen leegte in het middenschip. Maar wel een continue ruis die iets wegheeft van de galmende geluiden in een groot stationsgebouw. Het schip is bedekt met lopende, staande en soms botsende lijven. Het klikken en zoemen van camera's wordt overstemd door het doordringende stemgeluid van gidsen en andere uitleggers. Niets is terug te vinden van de mystiek en de eerbied die ik in andere kerken wel heb ervaren. Onverstoorbaar maak ik mijn ronde door de schepen en de viering en merk dat grote delen van het gebouw zijn afgesloten. Slechts een aantal overdadige maar niet minder indrukwekkende grafmonumenten van pausen zijn zichtbaar op korte afstand. De piëta van Michelangelo, eveneens achter glas maar goed belicht, staat gelukkig nog wel te pronken in de rechter zijbeuk van de kerk. En langs het oude beeld van de zittende Petrus schrijdt een rij bezoekers die één voor één een klamme hand leggen op zijn door de vele aanrakingen verbleekte voet. Petrus kijkt verlangend omhoog alsof hij God vraagt om verlossing van zijn rol als aanraakslachtoffer.

In één van de gigantische vieringpijlers is de ingang verborgen naar de crypte waar een groot deel van de pausen ligt begraven. Op zoek naar een wat meer gewijde omgeving besluit ik om af te dalen en beland in een inderdaad vrijwel stille omgeving waar verschillende grafmonumenten van pausen uit lang vervlogen eeuwen hun rust hebben gevonden. De wat lugubere maar toch aangename omgeving houd me langer ondergronds dan verwacht. Uiteindelijk keer ik terug naar de kerk en begeef mij naar het hoogtepunt van de kerk en van de dag: de koepel van de Sint Pieter. Ik kies voor de optie 'lift + 320 traptreden' in plaats van 'ongeveer 550 traptreden'. Mijn voeten mogen wel iets van genade ontvangen na een week van kilometers lopen. En het is al warm genoeg zonder deze inspanning. De lift brengt mij tot het niveau van de basis van de enorme vieringkoepel van Michelangelo. Vandaar heb ik een fenomenaal zicht op het koor en het schip van de kerk. De mensen beneden lijken poppetjes uit Madurodam. Jammer dat het zicht belemmerd wordt door een stevig gaashek, maar begrijpelijk genoeg. De Sint Pieter lijkt me geen plek waar je desperate springers of onverantwoorde waaghalsen voor je voeten aan stukken wil zien vallen.

De tocht omhoog vervolgt zich met trappen die ingenieus in de dubbele wand van de koepel zijn aangelegd. Uiteindelijk bereik ik, samen met mijn honderd medeklimmers, de lantaarn van de koepel op het uiterste topje. Vandaar krijgen we de kans om de stad aan onze voeten te zien liggen. Absoluut fantastisch. De omarmende colonnaden van het Sint Pietersplein, de brede koepel van het Pantheon, de Sixtijnse Kapel en de Vaticaanse Musea. Alles is duidelijk te onderscheiden en Rome ligt voor ons te stralen. Op de weg terug naar beneden pauzeer ik nog even op het niveau van het kerkdak. De gigantische beelden van de apostelen op de rand van de façade zien er van dichtbij bijzonder lelijk en grof uit. Niet te vergelijken met de verfijning van de beelden in de kerk. De buitenproportioneel grote rechterhand van Jacobus doet elke kolenschop verbleken.

Een gepaste afsluiting voor deze Romereis is een bezoek aan de Santa Maria della Vittoria. Niet vanwege de kerk zelf, maar voor één van de artistieke hoogtepunten van 18de eeuwse beeldhouwkunst: De Extase van Theresia van Ávila door Bernini. En een extase is het zeker. De Spaanse heilige lijkt zich in zeer wereldse sferen te bevinden die weinig van doen hebben met de gewijde en celibataire staat van het gebouw waar het beeld zich bevindt. Waar in de bloeidagen van de preutsheid tijdens de Contrareformatie, aan het eind van de 16de eeuw, de afbeeldingen van naakten in de Sixtijnse Kapel driftig werden bedekt met geschilderde kledingstukken, mocht dit weinig aan de verbeelding overlatende beeld van Theresia twee eeuwen later blijkbaar gewoon in een kerkkapel worden geplaatst. Ik probeer religie maar niet te begrijpen. Maar het heeft wel geweldige producten opgeleverd en Rome is de stad bij uitstek om die te bewonderen.

Arrivederci!