Hypotheken

4 november 2018 - Yangon, Myanmar

Mingalaba!

Ik ben weer terug in mijn hotel in Yangon, waar deze reis begon. Vanmorgen bracht een stabieler dan gedacht propellervliegtuigje mij vanaf het aandoenlijke vliegveldje van Heho, op ongeveer drie kwartier rijden vanaf Nyaung-Shwe, naar de luchthaven ten noorden van de grootste stad van Myanmar. De procedure op Heho verliep tegen mijn te realistisch ingestelde verwachting in meer dan soepel. Rond tien voor tien riep een medewerker, die een klein bordje omhoog hield waarop het vluchtnummer stond vermeld, de passagiers van vlucht K7-245 naar Yangon op om zich naar het vliegtuig te begeven. Dus wandelend met mijn handbagage op de rug toog ik over het vliegveldplatformpje naar het vliegtuigtrapje, werd welkom geheten door een stewardessje en een stewardje en zette mij in mijn stoeltje. Ondanks de geringe afmetingen van zo'n beetje alles op dit vliegveld blijkt het vliegtuig van binnen ruim zat, helemaal om het feit dat de stoel naast mij vrij blijft en ik breeduit kan zitten, voor zover nodig voor een vlucht van niet langer dan een uur. Als iedereen zit sluit de deur met een flinke klap dicht en begint de piloot, de eerste Birmees en piloot die ik verstaanbaar Engels hoor spreken, direct met taxiën. Maar liefst tien minuten eerder dan het vluchtschema aangeeft hangen we al boven het Birmese landschap.

Na het ophalen van de bagage staat dit keer geen welkomstcomité klaar met een bordje met mijn naam erop. Al snel word ik benaderd door een doortastende jongeman die mijn verloren uitdrukking herkent en vraagt of ik een taxi nodig heb. Ik tracht de betrouwbaarheid van de jongen in te schatten, wetend dat ik daar na twintig reisjaren nog altijd niet toe in staat ben. Hij vraagt waar ik naartoe wil en tot mijn blijdschap kent hij het hotel. Dat is al een stap in de goede richting. Ik vraag, uiteraard, wat de kosten zijn voor deze transfer en hij roept met een ernstig gezicht iets dat lijkt op “doowie”. Na ruim twee weken Myanmar weet ik dat na een dergelijke onduidelijke verbale aanduiding het geen overbodige daad is om hetzelfde woord nog eens te laten herhalen. En daarna nog een paar keer. Collega's van de jongen doen ook een duit in het zakje. Zegt hij 'twenty'? 'Two'? Twintigduizend dan? Dat klinkt als een redelijke beginprijs voor een rit die normaal gesproken vijftienduizend kyat – spreek uit als tsjet – kost. Nee, nee, het is geen twintigduizend. “Doowie”, zegt een slimmerik nogmaals, alsof nu de schellen van mijn ogen zouden moeten vallen. “Doowie! One, two!” Oh, juist, dat maakt het helder. One-two = 1-2 = 12. 'Doowie' staat dus voor 'twelve'. Kom daar maar eens uit. Dat neemt me even mee terug naar de dag van gisteren, toen mijn ingehuurde bootsman mij vroeg of ik 'seba' wilde zien. Uiteindelijk bleek dat hij 'zilver' bedoelde. Afijn twaalfduizend kyat voor een rit naar de binnenstad van Yangon. Ik zeg overtuigd akkoord en loop met de jongen mee naar een taxi. Hij schrijft netjes een bon met daarop het bedrag en de bestemming, geeft dit aan de gereed staande chauffeur, en kort daarna rijd ik weer op de stampvolle wegen van Yangon.

Ik merk dat het als een zekere geruststelling voelt om weer in deze stad te zijn. Een stad met al zijn dorpse kenmerken. Twee weken lang in echte dorpen te hebben rondgelopen waar asfalt op de wegen een schaars goed is en waar het straatlawaai vooral wordt aangevuld door hondengeblaf en hanengekraai. Zelfs Mandalay was in veel opzichten eerder een groot dorp. De besmogde lucht boven mij en het nog steeds idiote verkeer van Azië passen mij als een broekzak. Om mij heen hoge gebouwen, het één nog lelijker dan het andere. Slecht onderhouden wooncomplexen. Kantoorgebouwen met in glimmende letters de namen van bedrijven die lijken te schreeuwen dat ik ze moet kennen, maar waarvan ik nooit eerder heb gehoord. Duurdere auto's naast het leger aan taxi's dat de wegen hier bevolkt. Het lijkt onverklaarbaar waarom ik het, voor even dan, prettig vind om hier weer rond te rijden. Het prettige zal na minder dan een uur teniet gedaan worden door een verlangen om terug te gaan naar de dorpse sferen van Nyaung-Shwe en Nyaung-U. Het is ook nooit goed.

In Yangon ben ik morgen nog de hele dag om afscheid te nemen van dit land vol aangename verrassingen. In elk geval nog één keer naar de enorme Shwedagon pagode, waarvan het topje vanuit mijn aangenaam ruime hotelkamer in prachtig jaren '70 oranje-met-bruin-en-een-beetje-goud interieur nog net is te zien boven de omringende bomen. Nog altijd in de bamboesteigers, maar de enorme afmeting van de stoepa, gelegen op een heuvel op een klein half uur lopen vanaf mijn hotel, is niet minder overweldigend. En wat ik verder nog ga doen of bekijken weet ik niet. Ik merk al een paar dagen dat het hoofd weer vol is geraakt met zestien dagen aan boeddhabeelden in alle vormen en maten en houdingen. Liggend, staand, hangend, boos, verdrietig, blij, minzaam, verbaasd of dromerig.

Zestien dagen van monniken, nonnen, stoepa's en kloosters eisen hun tol en de magische tweewekengrens was ook deze keer weer overduidelijk merkbaar. Ik begrijp steeds slechter hoe ik voorheen vier weken lang of zelfs langer op reis kon zijn zonder terug naar huis te willen. Is het de leeftijd? Komt het door de Nepal-ervaringen, waardoor mijn behoefte om lang weg te gaan volledig is verdwenen? Misschien heeft het dit jaar wat duidelijker aanwijsbare redenen. Al een kleine week ontvang ik e-mailberichten en appjes van makelaars, notarissen en de hypotheekadviseur. Geen schokkende zaken, alleen maar bevestigingen van afspraken met betrekking tot koop en verkoop van appartementen. Berichten die brutaal hun weg zoeken, en vinden, in mijn piekerbeluste brein. Komende vrijdag krijg ik de sleutel van mijn nieuwe woninkje en dat is toch een gebeurtenis die ik uiteindelijk lastig naast mij neer kan leggen. De eerste anderhalve reisweek bleek ik tot mijn verbazing uitstekend in staat om Myanmar en thuis te scheiden. Maar opeens doemt die aktepasseerdatum op en dwaalt het hoofd steeds vaker naar huis af.

Op dit moment mag ik nog een dag van Myanmar genieten en geconfronteerd worden met bijzondere momenten. Nog even genieten van de agressieve hitte van Yangon, die niet zo confronteert als bij aankomst vorige maand, maar toch even wennen is na het koelere klimaat van Inle. Het blijft mij verbazen hoe de gemiddelde Birmees na een lange dag van zonneschijn en loden warmte nog steeds even fris oogt en soms zelfs nog naar bloemetjeszeep ruikt. Terwijl ik alle moeite doe om mijn armen zo min mogelijk te bewegen en zo te voorkomen dat

de vochtige okselschimmels mijn toch al zweetzure aura nog extra versterken. Ik zie nog geen mensen terugdeinzen bij mijn nadering, maar ik neem het zekere voor het onzekere.

Zestien dagen van tropische hitte en sporadische verkoelende regenbuitjes – afgezien van het Armaggedon tijdens mijn aankomst op het Inle meer. Zwerfhonden, katten, muggen, mieren, krekels, kippen. En puppy's, zoveel knuffelpuppy's dat zelfs ik mij bij het zien niet kon inhouden en laat meeslepen met een vertederde blik en blij gekir. Maar daarentegen geen kakkerlak of rat gezien. De overal verspreid liggende rode vlekken op straat, veroorzaakt door het te pas en te onpas uitspugen van overtollig tandbedervende betelnootsap waar veel Birmezen nog op kauwen. De gele spookgezichten van het thanaka-poeder. Het voortdurende ontdoen van schoenen en sokken bij het betreden van tempels, kloosters en aanverwante gewijde plekken. Dat zijn er nogal wat in dit land. En dan proberen om niet met je blote voeten in aanraking te komen met weer die betelsapvlekken, vleermuis- of apenpoep en onduidelijke zaken waarvan ik niet wil weten wat het is of waar het vandaan komt. Ik weet nu al dat ik het allemaal ga missen.

Myanmar is een bijzonder land dat het waard is om bezocht te worden. En het meest van alles ga ik de vriendelijkheid en de glimlachjes missen. En het eten. Meestal kijk ik wel weer uit naar het bereiden van mijn eigen potje in mijn, nu nog, eigen keuken. Maar de smaaksensaties van gerechten klaargemaakt met tamarinde, theebladeren, pinda's uit eigen tuin, kokos en vooral met mij onduidelijke ingrediënten zijn moeilijk te overtreffen. Toch ga ik het proberen. Het voelt ondanks alles goed om weer naar huis te gaan.

Thwa-mèh!