Bagan

29 oktober 2018 - Nyaung-U, Myanmar

Mingalaba!

Soms beleef je een ervaring waarvan het besef van de onvergetelijkheid pas doordringt als de ervaring voorbij is. Gepasseerde waarnemingen nestelen zich in je brein en worden op een later tijdstip, wanneer het moment van rust en reflectie is aangebroken, in volle mate gereproduceerd. Beeld en geluid manifesteren zich alsof het een buitenlichamelijke ervaring betreft. En emoties lijken plotseling alle kanten op te schieten. Korte mentale filmpjes rollen langs het innerlijk van je ogen en tonen opnieuw de beelden, laten de geluiden horen en doen de bijbehorende geuren langs je neusvleugels glijden. Het zijn ervaringen die sporadisch, soms slechts eenmaal tijdens een reis voorkomen. Een fenomeen dat maakt dat het reizen op mij een verslavende uitwerking heeft. Zoiets wil je vaker meemaken en zorgt dat je toch weer op zoek gaat naar nieuwe uitdagende bestemmingen. Niet dat een reis alleen om dit soort hoogtepunten draait, maar onvergetelijke apotheotische ervaringen zijn wel een belangrijk uitgangspunt van een geslaagde reis. Het kan voor mij een bezoek aan een klooster op de Tibetaanse hoogvlakte zijn, het in volkomen eenzaamheid in de tempel van Abu Simbel staan, het zien van een vulkaanuitbarsting in Guatemala of een ontdekkingstocht door een moskee in Iran. En het heeft voor mij niets met adrenalinestoten te maken die voortkomen uit een fysieke grensverlegging in de vorm van skydiven of bungeejumpen.

Vanmorgen in alle vroegte beleefde ik exact zo´n ervaring. Precies om tien over vijf, zoals voorzegd, stopte één van de vintage Volkswagenbusjes van Balloons over Bagan voor de deur van het hotel om mij en nog drie andere gasten op te halen. In twintig minuten arriveerden we op een groot leeg veld waar een stuk of vijf enorme bruinrode hopen nylondoek lagen en waar tientallen roodhemdige jongens druk doende waren om alles in gereedheid te brengen voor de ballonvaart die ik samen met een behoorlijk aantal andere toeristen zou gaan maken boven het landschap rond Bagan. Aanvankelijk kwam mijn beslissing om deze trip te maken voort uit lichte bezorgdheid over een eventuele aanval van spijtgevoelens. Al vaker had ik een kans om dit soort activiteiten te kunnen doen en nooit vond ik het de moeite waard voor de gevraagde prijs. Achteraf had ik soms spijt, en dat wilde ik hier in Bagan voorkomen. Helemaal omdat een ballonvaart op deze plek inmiddels bij leven een legendarische reputatie heeft.

Als iedereen met een slaperig hoofd zijn welkomstkoffie op heeft gedronken worden we bij de aan ons toegewezen piloot geroepen voor een briefing. Wat mag wel en wat mag niet tijdens de vlucht. En hoe gaan vertrek en landing in zijn werk. Ondertussen rondkijkend zie ik dat niet iedereen even gerust is op dat wat komen gaat. Mijzelf inbegrepen. Met het klimmen der jaren openbaart zich bij mij een groeiende weerstand tegen confronterende hoogten, met name een indringende angst om zonder aanwijsbare reden van een hoogte af te stappen en te vallen. Het idee om in een rieten gondel onder een luchtballon te hangen heeft mij om die reden nooit bekoord. Met mijn lengte zou ik toch zomaar uit balans kunnen raken en over de rand kunnen duikelen. Maar voor Bagan heb ik mijn angst opzij gezet en de sprong in het diepe gewaagd. En bijzonder genoeg heeft die angst mij tijdens de hele procedure van voorbereidingen tot en met landing niet bezig gehouden. Afgezien van een tweetal bewustwordingsmomenten op hoogte die mij deden realiseren dat ik inderdaad in een mand onder een ballon hing. Deze momenten werden door de omringende afleiding in een fractie van een seconde teniet gedaan.

Het hele proces om de luchtballonnen langzaam te zien opzwellen en uiteindelijk verticaal op de grond te zien staan bleek op zich al fascinerend genoeg. Met duidelijke kennis van zaken volgden de roodhemdige jongens de afgepaste orders op van piloot Richard – from around Bristol, UK – die schijnbaar kundig aan allerlei draden aan het trekken en sjorren was en zijn schaapachtige toeristenkudde ten slotte verzocht om één voor één de mand in te klauteren. Volstrekt elegant wist men de benen over de rand te draperen en een plaats uit te zoeken voor de startpositie. Om ons heen zien we achter elkaar al ballonnen in de lucht verdwijnen. Blijkbaar waren de omliggende velden, aan ons zicht onttrokken door geboomte, eveneens gevuld met clusters luchtballonnen, elk in de kleur van de eigen maatschappij. 'Onze' Balloons over Bagan-luchtbalonnen zijn bruinrood, die van de concurrenten donkergroen en geel. De lucht boven ons vult zich met opstijgende gevaarten, totdat het aan Richard is om zijn pilootkwaliteiten te vertonen.

Terwijl we in redelijke rust met onze armen op de rand rusten voelen we de gondel al over de grond schuiven, totdat Richard het sein krijgt om los van de grond te komen. En dan zien we het veld en de bomen van ons verwijderen en kunnen we snel over de boomkruinen kijken. Hoger en hoger gaat de ballon en in de verte zien we de eerste pagodes boven het landschap uitsteken. Weer hoger blijkt het aantal stoepa's en tempels bijna overdreven te wedijveren met het aantal bomen. Zoveel stenen torenspitsen tussen het struikgewas, en door de inmiddels opkomende zon schitteren de meesten al in een oranje-gouden waas van licht. Natuurlijk heb ik de foto's gezien van dit landschap, maar om zelf deelgenoot te zijn van zo'n zonsopkomst is van een ander kaliber. Een gevoel van ongeloof maakt zich van mij meester. Gebeurt dit echt? En als klap op de vuurpijl blijk ik nog op een uitgelezen plek in de gondel te staan waardoor ik eersterangs uitzicht heb op de zon verlichte zee van groene palmbomen en oranje verlichte pagodes. Even naar beneden kijkend zie ik een vlucht zilverreigers over de bomen scheren. Om mij heen de luchtballonnen die in alle rust door de hemel schuiven.

Het enige geluid komt van sporadisch gefluister en het geraas van de gasvlam. En een regelmatig gevoerde afstemdialoog van Richard met andere piloten via zijn walkietalkie. De hitte van de gasvlam waait ongemakkelijk in mijn gezicht. Voor de rest is daar de stilte. Geen vogels, geen verkeer, helemaal niets. Deze stilte geeft het uitzicht op het paradijs beneden ons een magisch vernislaagje. En nog altijd dat schouwspel van oranje-goud en groen in het opkomende zonlicht. Ver voor ons glinstert het water van de Irrawaddy en daarachter doemen de bergen op, geel verlicht door de zon. De zee van pagodes wordt snel een oceaan als we hoger gaan zweven. Overal bakstenen pieken in grote en kleine groepen. Een enkele gouden koepel of piek van onder meer de Ananda tempel en de Dhammayazika pagode. De eerste heb ik gisteren reeds verkend tijdens een fietstocht. De ander ga ik in de middag ontdekken. Over de rand direct omlaag kijken zie ik nog meer pagodes in alle maten. Het is echt een magistraal gezicht.

Deze ballonvaart gaat de boeken in als een buitengewone reiservaring. Pas als we geland zijn en een soort pre-ontbijt aangeboden hebben gekregen met kaascroissants, bananenbrood en champagne (!) begint het besef door te dringen. Tijdens de busrit terug naar het hotel buitelen de beelden van de ballonvlucht door mijn hoofd. En als ik zittend op mijn hotelbed de foto's upload naar mijn reislaptopje daalt het besef verder in. De foto's zijn blijkbaar het bewijs van de ervaring dat ik nodig heb. Ik realiseer mij dat dit een topdag tijdens een bijzonder indrukwekkende reis is en ik vraag me voor de zoveelste keer af waar ik dat aan heb verdiend.

Tijd om volledig in de ervaring te blijven hangen is er niet. Na terugkomst heb ik nog net tijd voor een ontbijt op het dakterras alvorens om half tien een tuktukchauffeur klaar staat om mij de rest van de dag door Bagan te rijden. De rit voert langs een tiental pagodes en tempels die ik tijdens de voorbereidingen thuis al had aangemerkt als bezienswaardig. Het bijzondere van de tempels in Bagan is dat ze vrijwel allemaal nog in gebruik zijn. Mensen komen om hun gebed te doen voor het altijd aanwezige boeddhabeeld in de tempels. Geld, bloemen en andere offergaven liggen aan de voeten van de boeddha. Geen pagode is te betreden zonder schoenen èn sokken uit te doen, waardoor elke ingang wordt gekenmerkt door grote en kleine verzamelingen schoeisel. De ruwe ondergrond en losliggende steentjes boren zich in mijn voetzolen, die duidelijk niet gewend zijn aan direct contact met de aarde.

De pagodes en stoepa's stammen uit de tijd dat Bagan de hoofdstad was van een flink rijk dat zich vanuit de vlakte van centraal Myanmar uitstrekte. Het hoogtepunt van de macht ligt in de 11de eeuw en de meeste tempels stammen uit deze periode. Aan het einde van de 13de eeuw maakte de Mongoolse heerser Kublai Khan een einde aan het Rijk van Bagan. Enkele tempels in Bagan zijn van binnen versierd met muurschilderingen, vaak zo oud als de tempel zelf. Dat betekent dus bijna duizend jaar. De meeste schilderingen zijn door erosie en slecht onderhoud vrijwel onzichtbaar, maar in een enkele tempel is nog goed te zien hoe rijk bewerkt ze waren. In één zo'n tempel krijg ik van een jongen een zaklamp in mijn handen geduwd, zodat ik op eigen gelegenheid de tekeningen in de duisternis van het binnenste van de tempel kan bekijken. Dit blijkt zeker de moeite waard, want de detaillering is nog voor een groot deel intact. Honderden afbeeldingen van een zittende Boeddha, mythische slangen en andere vreemdsoortige wezens, taferelen uit het leven van Boeddha, boddhisatva's, hindoegoden. Alles in verrassende staat bewaard. Foto's maken mag niet, uit eerbied of ter bescherming, en ik respecteer dit bevel en bewaar de beelden ergens in mijn herinneringen.

De jongen verkoopt, zoals veel lokale mensen die rond de tempels hangen, souvenirs en tracht de omgeving van de tempel op orde te houden. Het onderhoud van de gebouwen in de zogeheten archeologische zone van Bagan is een schimmige aangelegenheid. Formeel moet elke bezoeker van de zone een ticket kopen voor een bedrag van 25.000 kyat – de Birmese valuta –, dat nu neerkomt op ongeveer 14 euro. Maar de verkoop van deze tickets wordt niet strak georganiseerd. Pas na een volle dag in de zone te hebben rondgebanjerd werd ik verzocht om het ticket te kopen om toegang te krijgen tot de tempel waar ik op dat moment was. Geen enkele keer heeft men verder om het ticket gevraagd. Wat met het geld voor het ticket gebeurt is ook niet duidelijk, aangezien nauwelijks onderhouds- of herstelactiviteiten plaatsvinden en vrijwel geen enkele site wordt bewaakt. Het onderhoud in de vorm van opruimen van afval en het terrein vegen wordt vooral uitgevoerd door lokale bewoners, die een centje bij trachten te verdienen door de verkoop van schilderijen, beeldjes en sieraden.

Rond half drie vind ik het welletjes voor vandaag en ik vraag mijn tuktukchauffeur om terug te keren naar het hotel. Het einde van een indrukwekkende dag. Ik maak met de chauffeur een deal over een tripje naar een berg ten oosten van Bagan. Misschien biedt mijn laatste dag in de Baganregio nog meer verrassingen die ik aan de lange lijst kan toevoegen.

Thwa-mèh!